Woordenlijst

Zwemmen

Veel docenten gebruiken ‘zwemmen’ als een metafoor om een student zelf dingen te laten onderzoeken maar geen houvast te geven over hoe ze dat zouden moeten doen. Waardoor de student geen idee heeft over waar hij of zij nou moet beginnen met onderzoek. Een beetje als iemand het water in gooien zonder zwemles of bandjes.

Constructive Alignment

Afstemming tussen de doelen, de toetsing en de didactische organisatie van je cursus. Een belangrijk element hierbij is de organisatie van de toetsing. Een goede doordenking hiervan kan veel knelpunten bij het leren voorkomen.

Situational factors

Situationele factoren die het leren kunnen beinvloeden. Denk aan de leersituatie, hoeveel studenten zitten er in een klas? Hoe lang duurt een les? Maar ook bijvoorbeeld de docent, wat is de vakinhoudelijke kennis? Welke ervaring heeft de docent?

Student met ‘Rugzakje’

Als een student een ‘rugzakje’ heeft geven we vaak aan dat de student veel persoonlijke omstandigheden heeft die het studeren negatief kunnen beinvloeden. Denk aan een thuissituatie, of een eerdere vervelende situatie in het onderwijs waardoor er vaak geen veilige sfeer heerst.

‘Draaideur’ student

Studenten die weinig binding hebben met hun opleiding. Letterlijk de draaideur binnenkomen naar een college of werkgroep gaan en dan weer naar huis gaan. Niet op school blijven werken of zelfs niet de stad amsterdam verkennen maar meteen terug in het OV naar huis reizen.

Formatief en summatief

Bij een toets met een summatieve functie beslis je of een student de leerdoelen in voldoende mate heeft verworven (meestal aan het eind van een vak in de vorm van een cijfer). Een toets met een formatieve functie heeft als doel de student (en docent) inzicht te geven in zijn/haar voortgang en om de verdere ontwikkeling bij te sturen (gedurende het vak meestal met feedback). Bij een summatieve toets stopt het leren. Formatief; een kok die ze eigen eten proeft (feedback). Summatief; de klant die het eten proef (oordel vellen).

Cognitief, regulatief en affectief

Cognitie gaat vooral over het leren en toepassen van nieuwe kennis (theorie). Regulatief gaat over of de student kan evalueren, eigen leerproces kan bepalen etc. Affectieve activiteiten gaan vooral over houding en gedrag (emotie) van een student.

Cluster

Vaak een groepering van klassen om bijvoorbeeld een propedeuse van in totaal 20 klassen in kleinere groepen (clusters) onder te verdelen die vaak alleen een aparte module coordinator hebben.

Feedup, Feedback, Feedforward

Feedup richt zich op de vraag: waar werk ik naartoe? Feedback richt zich op de vraag: hoe doe ik het tot nu toe? Feedforward richt zich op de vraag: hoe nu verder?

Taxonomie

Een taxonomie classificeert het leren, een methode om onderwijs te classificeren. Het is een (kunstmatige) rubricering van begrippen volgens een bepaalde structuur. De taxonomie van Bloom is zeer populair, Dee Fink voegt hier ook nog lagen aan toe.

Didactiek

De wetenschapsdiscipline die zich bezighoudt met de vraag hoe kennis, vaardigheden en houdingen of attitudes door een leerkracht kunnen worden onderwezen aan leerlingen/studenten

Blended Learning

De combinatie van online leren (leeromgeving) en contactonderwijs (op locatie). De combinatie van didactische strategieën, ongeacht het gebruik van technologie. Doelgericht versus toolgericht.

In-out class

Wat doen studenten in de les (in-class) wat doen studenten buiten de les (out-class) als zelfstudie. Deze moeten in balans zijn maar ook opeenvolgend, je kunt studenten wat laten voorbereiden (kennisclips) en daar in de les wat mee doen.

Self-determination theory (SDT)

De theorie wordt gevormd door de stelling dat er drie natuurlijke basisbehoeften zijn die elke student nodig heeft om groei ‘toe te staan’. Autonomie, verbondenheid en competentie.

Programmatisch toetsen

Een vorm van toetsen en leren met als doel om breder te kijken naar de student als geheel, om zo een valide oordeel te vellen over de competenties van de student.

Ipsatief toetsen

Ipsatief beoordelen geeft de individuele ontwikkeling van de student weer. Prestaties worden beoordeeld aan de hand van eerder werk van de student en eigen leerdoelen. Bij ipsatief beoordelen heeft de studenten een grote rol. Ze bepalen zelf, binnen bepaalde marges, de eigen leerdoelen en kunnen vaak ook de toetsvorm kiezen waarmee ze beoordeeld worden.

Self and Peer assessment

Self-assessment: alle oordelen van studenten over hun eigen werk waardoor ze hun leervaardigheden ontwikkelen (4). Het leren beoordelen van eigen werk is een doel binnen het hoger onderwijs. Peer-assessment; een proces waarin studenten elkaars werk evalueren met behulp van beoordelingscriteria.

Hollistisch beoordelen

Holistisch beoordelen heeft als uitgangspunt dat een adequate prestatie niet is te reduceren is tot een voldoende score op afzonderlijke beoordelingsaspecten; het geheel is meer dan de som van de delen. Holistisch beoordelen is passend wanneer de leerdoelen complex zijn en de prestatie wordt afgezet tegen een standaard.

DLO (Digitale Leeromgeving)

De DLO is de digitale leeromgeving: het geheel van systemen of applicaties dat het onderwijs en het leren ondersteunt. Studenten en docenten gebruiken de DLO voor veel verschillende onderwijsactiviteiten zoals communicatie, het organiseren van het onderwijs en het uitwisselen van content.

Vakevaluatie

Vaak een enquete aan het eind van een vak (blokenquete) waar studenten feedback kunnen geven over het vak en hoe ze het onderwijs hebben ervaren.

Docentevaluatie

Vaak een evaluatie tussen alle docenten die het vak hebben gegeven om het onderwijs te evalueren met als doel het onderwijs in een volgend blok of jaar te verbeteren.

Leerniveau’s

Studenten die hun eigen leerpad kunnen bepalen (indelen op niveau). Bronnen voor studenten die net beginnen met een onderwerp maar ook aandacht voor studenten die het een en ander al weten, uitdagende opdrachten geven en als docent meedenken over persoonlijke leerdoelen.